Waar Overschie precies begint of ophoudt, zowel wat betreft de tijdsnoteringen als de gemeentegrenzen, zou ik niet weten, maar feit is dat het gebied in de 18e en 19e eeuw een belangrijk industrieterrein van het almaar uitdijende Rotterdam was. De stad had een onverzadigbare honger aan hout en in Overschie en omstreken stonden talloze molens die het zaagden.
De ligging aan het water van een van de Schieën was vooral gunstig voor aanvoer en opslag van de boomstammen. Was het hout eenmaal gezaagd dan vertrok het per schip via dezelfde weg. Vrijwel elke molen was de fabriek van een zelfstandig bedrijf, al werd er geregeld doorverkocht aan een nieuwe eigenaar. En dat was op den duur steeds vaker de firma Van Stolk.
Wie over de Abraham van Stolkweg rijdt kan op de grote reclamezuil die halverwege staat, nog altijd een gestileerd molentje vinden met als bijschrift De Vlaggeman. Wat raar is, omdat die molen daar helemaal niet gestaan heeft. Sterker, er heeft daar nooit een molen gestaan. De Vlaggeman was weliswaar een indrukwekkende molen, en inderdaad eigendom van Abraham van Stolk, maar niet de eerste molen van het bedrijf, of de productiefste.
Rond 1750 kocht houthandel Van Stolk een achtkante stellingmolen die toen al honderd jaar kleurstoffen maalde, De Koe, en vertimmerde haar tot zaagmolen. Het was een schot in de roos en de zaak moest al snel uitbreiden. Aldus werd opdracht gegeven voor het bouwen van een paltrok die De Jonge Abraham genoemd werd, naar de jongste telg van het familiebedrijf. Dat was in 1763. En ook de firma groeide goed door molens aan te kopen.
Begin 19e eeuw was dat De Vlaggeman, een paltrok, die al spoedig werd afgebroken en vervangen door een zeskante molen op een hoge stenen onderbouw met aan weerszijden schuren. De nabije ‘boerderijdieren’, met naast elkaar De Haan, De Barg (dat is een gecastreerd varken), en De Koe, alle houtzaagmolens, waren eveneens ingelijfd door het bedrijf Van Stolk. Maar bijvoorbeeld ook De Mol, De Steur en De Adelaar. Of zelfs alleen het molenerf zoals dat van De Leeuw in ’t Wout. Meestal vanwege het balkengat waar de stammen konden wateren; veel van de molens werden gesloopt. Ook al omdat De Koe, de eerste molen, rond 1850 werd verbouwd tot een zaagfabriek die op stoom werkte.
Er hebben echt ook nog andere industriemolens in en rond Overschie gestaan, waaronder pel-, snuif- en specerijmolens. Natuurlijk onze korenmolen en de oliemolen, maar vergeleken met het zaagmonopolie was dat klein bier. Met z’n zevenen kunnen ze onder het kopje: overig. Voor de broodnodige variatie, zeg maar. In de herrie.
De knecht van molen De Speelman te Overschie